English

Noun
cousin-in-law

1. Husband of one's cousin
2. Wife of one's cousin
3. Cousin of one's husband
4. Cousin of one's wife
5. Husband of the cousin of one's husband
6. Husband of the cousin of one's wife
7. Wife of the cousin of one's husband
8. Wife of the cousin of one's wife

Translations
rfc-level|Translations at L3+ (AutoFormat? would have corrected level of Translations)
Dutch: aangetrouwde neef m (1), echtgenoot van neef m (1), echtgenoot van nicht m (1), aangetrouwde nicht f (2), echtgenote van neef f (2), echtgenote van nicht f (2), neef van echtgenoot m (3), nicht van echtgenoot f (3), neef van echtgenote m (4), nicht van echtgenote f (4)
French: beau-cousin (1, 3) m, belle-cousine (2, 4) f, cousin politique (1, 3) m, cousine politique (2, 4) f
German: Schwiegervetter (1, 3)
Latin: patruelis politicus (1, 3, on paternal side) m, patruelis politica (2, 4, on paternal side) f, consobrinus politicus (1, 3, on maternal side) m, consobrina politica (2, 4, on maternal side)
Japanese: 義���� (giri no itoko)
Spanish: primo político m, prima política f

• 2007-07-06 20:03 - AutoFormat - +{{rfc-level|Translations at L3+ (AutoFormat would have corrected level of Translations)}}, trans unlink Dutch, gender -[[aangetrouwde neef]] ''m'' (1), [[echtgenoot van neef]] ''m'' (1), [[echtgenoot van nicht]] ''m'' (1), [[aangetrouwde nicht]] ''f

Full Revision History